De wetgever heeft van de psychotherapie een behandelvorm gemaakt, die enkel nog door Gezondheidszorg-beoefenaars mag worden toegepast. Daartoe heeft zij een wet uitgebracht die op 1/09/2016 van kracht werd.
Het Grondwettelijk Hof heeft echter artikel 11 van de psychotherapie-wetgeving vernietigd.
Het GH heeft in haar arrest van 16 maart 2017 namelijk geoordeeld dat personen die op 1/09/2016 reeds de psychotherapie uitoefenden maar niet in aanmerking komen voor een verworven recht omdat ze niet aan de voorwaarden beantwoorden, de psychotherapie verder mogen blijven uitoefenen zonder bijkomende voorwaarden. De FOD Volksgezondheid is niet helemaal duidelijk wat wel of niet kan.
Als ik het laatste stukje lees: "de psychotherapie verder mogen blijven uitoefenen zonder bijkomende voorwaarden", ga ik ervan uit dat dergelijk persoon zich 'psychotherapeut' mag blijven noemen, en 'psychotherapie' mag toepassen zonder zich zorgen te moeten maken om de lobby van de Psychologencommissie die actief 'overtreders' van de wet opspoort.
Misschien weet iemand een antwoord op de volgende vragen (geen voor of tegen, graag):
1. Mag een persoon die op 1/09/2016 reeds de psychotherapie als beroep uitoefende (maar niet in aanmerking komt voor een verworven recht, zich nog 'psychotherapeut' noemen?
2. Mag een persoon die op 1/09/2016 reeds de psychotherapie als beroep uitoefende EN in aanmerking komt voor een verworven recht, zich nog 'psychotherapeut' noemen?
3. Mag een persoon die op 1/09/2016 reeds de psychotherapie als beroep uitoefende en al dan niet in aanmerking komt voor een verworven recht, de term 'psychotherapie' nog als behandelvorm gebruiken? (Er is geen specifiek visum vereist voor de uitoefening van de psychotherapie. De beoefenaars van de psychotherapie met een gezondheidszorgberoepstitel (arts, klinisch psycholoog of klinisch orthopedagoog) beschikken reeds over het visum dat bij hun beroepstitel hoort.)
4. Hoe bewijst een persoon dat die op 1/09/2016 reeds de psychotherapie uitoefende?