Hallo
Volgens richtlijn 2003/88/EG (september 2015, tekst hieronder) word reistijd van thuis naar de klant als arbeidstijd beschouwd voor werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek.
Volgt hieruit dat voor reistijd dezelfde regels gelden voor wat betreft compensatie overuren?
HvJ 10 september 2015, nr. C-266/14, Federación de Servicios Privados del sindicato Comisiones Obreras (CC.OO.) / Tyco Integrated Security SL, Tyco Integrated Fire & Security Corporation Servicios SA
Richtlijn 2003/88/EG – begrip ‘arbeidstijd’ – werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek – tijd voor de reis tussen de woonplaats van de werknemers en de locatie van de eerste en de laatste klant
Het Hof van Justitie komt in deze zaak tot de conclusie dat de verplaatsingstijd van de werknemers in kwestie zonder vaste of gebruikelijke werkplek van thuis naar de eerste klant, arbeidstijd is. Het ging om werknemers van twee ondernemingen die veiligheidssystemen installeren, die de installaties bij klanten moesten onderhouden. Voorheen moesten zij zich naar een regionaal kantoor van de werkgever begeven om te weten welke klanten zij die dag moesten bezoeken. De werkgever rekende dan voor deze verplaatsing van thuis naar de eerste klant enkel de tijd vanaf het regionale kantoor als arbeidstijd aan. Vervolgens schafte de werkgever echter de regionale kantoren af en bezorgde de werknemers voortaan via hun telefoon de klantenlijst zodat deze van thuis uit rechtstreeks naar de klanten moesten gaan. Volgens de werkgever was deze verplaatsingstijd van thuis uit naar de eerste klant dan geen arbeidstijd.
Het Hof overweegt dat arbeidstijd en rusttijd elkaar wederzijds uitsluiten. Het Hof gaat vervolgens de drie criteria van de definitie van arbeidstijd in Richtlijn 2003/88/EG na, namelijk of de werknemer tijdens deze tijd werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent.
Wat het laatste criterium betreft, zo stelt het Hof, “zijn de reizen die werknemers met een baan als die in het hoofdgeding maken om de door hun werkgever aangeduide klanten te bezoeken, het noodzakelijke instrument om technische werkzaamheden bij die klanten te kunnen uitvoeren” zodat de werknemer tijdens die tijd wel degelijk werkzaam is. Volgens het Hof wordt dit overigens ook aangetoond doordat de tijd van het regionale kantoor naar de klant vroeger ook als arbeidstijd werd beschouwd door de werkgever.
Wat het tweede criterium betreft, stelt het Hof dat de werknemers wel degelijk ter beschikking staan van de werkgever ook al legt de werkgever niet op welke weg zij moeten volgen en hebben zij meer vrijheid in deze tijd dan in de tijd die zij doorbrengen bij een klant, met als enige voorwaarde dat zij op tijd moeten aankomen bij een klant. In deze noodzakelijke verplaatsingstijd kunnen zij immers hun tijd niet vrij inrichten en hun eigen belangen nastreven. Het is dan aan de werkgever om ervoor te zorgen dat er geen misbruik kan worden gemaakt van deze verplaatsingstijd.
Tot slot moest het Hof oordelen over het meer heikele punt of ook het criterium ‘werkzaam zijn’ vervuld is, wat na de Simap- en Jaegerzaken geïnterpreteerd werd in de Spaanse taalversie, namelijk als ‘op het werk zijn’. Ook dit criterium is volgens het Hof vervuld, omdat de werkplek van werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek niet kan worden beperkt tot de plaatsen, op de locaties van de klanten van hun werkgever, waar zij hun werkzaamheden concreet uitvoeren, aangezien het reizen wezenlijk verbonden is met de hoedanigheid van die werknemers. Een interessante overweging van het Hof is nog dat aan deze vaststelling geen afbreuk wordt gedaan omdat de werknemers de verplaatsing aanvatten en beëindigen in hun woonplaats, “aangezien dit het rechtstreekse gevolg is van het besluit van hun werkgever om de regionale kantoren af te schaffen, en niet van hun eigen wil. Daar deze werknemers de afstand tussen hun woonplaats en de plaats waar hun werkdag gewoonlijk begint en eindigt, niet langer vrij kunnen kiezen, kunnen zij niet worden verplicht de gevolgen te dragen van de keuze van hun werkgever om die kantoren te sluiten.”
Het argument van het Verenigd Koninkrijk dat het te kostelijk zou zijn om verplaatsingstijd in dit geval als arbeidstijd te zien, veegt het Hof van tafel omdat de richtlijn niets over het loon bepaalt. (Sarah De Groo)