06-08-14 Twee halftijdse jobs geven hetzelfde recht op loopbaanvermindering als één voltijdse job
In een recent arrest heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat een werknemer die twee halftijdse jobs bij verschillende werkgevers uitoefent net zoals een voltijds werkende recht heeft op loopbaanvermindering en de bijhorende uitkeringen.
Wat was er aan de hand?
Een vrouw die tewerkgesteld is bij twee OCMW’s in twee verschillende gemeenten wou graag minder gaan werken. Aangezien zij door haar twee halftijdse jobs voltijds werkt, was het volgens haar mogelijk haar prestaties te verminderen met 1/5. Ze kwam overeen met de twee verschillende werkgevers om telkens 1/10 te verminderen zodat ze in de praktijk een dag thuis kon blijven.
De RVA kende haar initieel uitkeringen toe voor deze loopbaanvermindering, maar kwam enige tijd later terug op zijn beslissing, zich beroepend op een arrest van het Grondwettelijk Hof van 2009 waarin werd gezegd dat de loopbaanvermindering met behoud van uitkering niet mogelijk was.
Het personeelslid wendde zich tot de arbeidsrechtbank, die haar gelijk gaf. De RVA trok daarop naar het Arbeidshof in Gent dat meer uitleg vroeg aan het Grondwettelijk Hof verwijzend naar dat eerder arrest van 2009. Het arrest uitgesproken door het Grondwettelijk Hof in 2009 behandelt immers een andere situatie volgens het Arbeidshof. Daar ging het namelijk om een halftijds ouderschapsverlof voor zes maanden, in de praktijk drie maanden bij een van de twee werkgevers en drie maanden bij de andere. Aangezien een toepassing naar analogie hier niet mogelijk was, besloot het Arbeidshof een prejudiciële vraag te stellen.
Wat zegt het Grondwettelijk Hof anno 2014?
Eerst en vooral gaat het Grondwettelijk Hof kijken naar de bedoeling van de wetgever toen hij de Herstelwet van 22 januari 1985 uitvaardigde. Het principe van loopbaanvermindering werd toen ingevoerd om “de flexibiliteit in de arbeidsorganisatie te verbeteren”. Het gaat om persoonlijke flexibiliteit voor de werknemers om tijdens hun carrière toch in te kunnen spelen op familiale of persoonlijke noden.
Dan herinnert het Grondwettelijk Hof eraan dat er in ons Belgisch arbeidsrecht een non-discriminatie artikel ten gunste van deeltijdse medewerkers bestaat.
Tenslotte stelt het Hof vast dat elke werkgever slechts een vermindering moet toestaan in verhouding tot de totale arbeidsduur die de werknemer bij hem presteert.
Het Hof besluit dat er dus wel degelijk sprake is van discriminatie wanneer het recht op uitkeringen wordt geweigerd aan werknemers die twee deeltijdse jobs combineren en aldus voltijds werken. Zij bevinden zich in een vergelijkbare situatie als voltijdse werknemers en in vergelijkbare situaties moeten alle personen gelijk behandeld worden. Bovendien is er door deze werkwijze geen enkel nadelig gevolg voor de betrokken werkgevers.
Voor wie is dit goed nieuws?
Het omstreden artikel 102 van de Herstelwet van 22 januari 1985, dat bepaalt dat werknemers die hun voltijdse loopbaan verminderen een uitkering krijgen, is van toepassing op alle werknemers, ongeacht de wettelijke basis waarop zij hun loopbaanvermindering steunen. De uitspraak geldt dus niet alleen voor de personeelsleden van de OCMW’s en de andere lokale besturen, maar bijvoorbeeld ook voor werknemers uit de privé sector die tijdskrediet opnemen. Bijgevolg is dit een baanbrekend arrest aangezien tot voor kort werd aangenomen dat enkel voltijds werkenden bij een en dezelfde werkgever deze vorm van tijdskrediet konden opnemen. Voor ouderschapsverlof was deze verruiming wel al mogelijk gemaakt.
Wat zijn de verdere gevolgen?
De tekst van de wetgeving is niet aangepast en voorlopig heeft de RVA niet gecommuniceerd of ze bij haar standpunt zal blijven of niet. Als er in de toekomst geschillen zijn tussen werknemer, werkgever en/of de RVA, zal de werknemer dus naar de rechtbank moeten stappen om toepassing te vragen van dit arrest.
bron:
http://www.acerta.be/klantenzone/nieuws ... _140055931" onclick="window.open(this.href);return false;
Best eens navragen bij de vakbond of is dit verloren moeite?